Terug
 

Vorige Omhoog Volgende

Naar startpagina Reactie verzenden

Ontstaansfactoren: de Mens

Hoe belangrijk de milieu-invloeden ook zijn, uiteindelijk is het de mens zelf die bepaalt hoe hij met alcohol zal omgaan. Hoe komt het toch dat bijvoorbeeld heel wat cafébazen, die toch van 's morgens tot 's avonds met drank omgaan, gewone sociale drinkers blijven terwijl er ergens een stille huismoeder wel de weg van verslaafd drinken opgaat? Terecht stelt men dan ook de vraag of bepaalde mensen misschien voorbestemd zijn tot alcoholisme.
Is alcoholisme misschien erfelijk? Regelmatig verschijnen er studies in verband met familieleden, tweelingen of adopties waarbij men via statistische correlaties probeert aan te tonen dat er in een aantal gevallen van alcoholisme wel degelijk erfelijkheidsfactoren zouden meespelen. Sommige onderzoekers beschouwen dit onmiddellijk als bewijskrachtig terwijl anderen deze statistische gegevens willen relativeren. Inderdaad, het blijft voorlopig bij statistische gegevens zonder dat men iets meer kan zeggen over de eventuele onderliggende genetische factoren zelf. Niettemin wint de stelling veld dat tenminste voor een gedeelte van de zware vormen van alcoholisme er wel degelijk rekening moet gehouden worden met dergelijke aanlegfactoren. Omgekeerd stelt men, dat kinderen van alcoholistische ouders dus best rekening houden met een mogelijk grotere gevoeligheid of kwetsbaarheid t.a.v. alcohol.
Misschien zijn er andere, niet erfelijke, individuele biologische verschillen die een rol spelen in het ontstaan van alcoholisme? De laatste jaren heeft men bijzonder veel interesse gekregen voor biochemische verschillen op het vlak van tolerantie en de enzymen die tussenkomen in de alcoholafbraak. Ook vond men (Davis en Walsh, 1970) bij alcoholisten een bepaalde afbraakstof van alcohol, namelijk het tetrahydropapaveroline (THP), die scheikundig een morfineachtige structuur heeft. Men veronderstelt dat deze stof een rol speelt in het fenomeen van de lichamelijke verslaving. In verband met al die gegevens echter moet men nagaan in hoeverre zij al drinkende verworven werden. Het is hier niet de plaats om daar meer gedetailleerd op in te gaan, maar het is wel belangrijk te weten dat er dergelijke biologische factoren kunnen meespelen. Alcoholisme is zeker niet een louter psychosociale aangelegenheid.
Bestaat er op psychologisch vlak een zekere voorgeschiktheid tot alcoholisme, een typische persoonlijkheidsstructuur? Aansluitend bij het voorgaande herhaal ik dat bepaalde personen op basis van meer algemene psychopathologische stoornissen secundair wel gemakkelijker tot toxicomaan gedrag kunnen komen. Ik citeer hier o.m. mensen met een hersenbeschadiging, zwakzinnigen, duidelijke psychopaten, personen die lijden aan een affectieve psychose enz... Het gaat niet om een specifieke voorgeschiktheid maar het zijn mensen met min of meer gebrekkige controlemogelijkheden, wat ook tot uiting kan komen in hun drinkgewoonte. Het aanwezig zijn van dergelijke prealcoholische basispathologie is verre van een algemene regel.
In de klassieke psychodynamische ontstaanstheorieën steunde men nogal sterk op begrippen als zuchtigheid, oraliteit, passiviteit, kortom allerlei begrippen gericht op afhankelijkheid. Dergelijke persoonlijkheidskenmerken zijn meermaals aanwezig maar zijn geen noodzakelijke voorwaarde. In  feite aanvaardt men momenteel niet meer het bestaan van een specifieke prealcoholische persoonlijkheid. De meeste auteurs houden het bij meer algemene kenmerken van psychologische kwetsbaarheid. Van Dijk bijvoorbeeld formuleert drie belangrijke karakteristieken. Volgens hem zijn alcoholisten mensen die zeer gemakkelijk onlustgevoelens krijgen, zelfs bij geringe provocatie (lage frustratietolerantie); deze onlustgevoelens worden snel als ondraaglijk beleefd en tenslotte schijnen deze mensen niet te beschikken over de nodige psychologische mogelijkheden om op een adequate manier met die onlustgevoelens om te gaan. Interessant lijkt mij eveneens de 'need to feel-power-theorie' die gelanceerd werd door McClelland, in zijn boek 'The drinking man' (1972). Hij stelt vast dat de meeste alcoholisten een duidelijke behoefte hebben om zich sterk, viriel te voelen en, zo gaat hij verder, het is juist dergelijk gevoel dat alcohol hen geeft, zij het dan op een ersatzwijze. Blijkbaar hebben reclamemensen reeds lang begrepen dat er met soortgelijke suggesties wat te bereiken valt. Het is ook nuttig om in het licht van deze theorie even terug te denken aan het excessief drinken in militaire kringen en het toenemend jeugdalcoholisme. Wij hebben ook de indruk dat een aantal mensen tot alcoholistisch drinken komen louter vanuit tijdelijke angsten, spanningen of remmingen. Bij vrouwen bijvoorbeeld spelen vaak eenzaamheidsgevoelens een grote rol en die worden in de hand gewerkt door rolverlies t.t.z. verlies van geliefd persoon (man of kind), of gebrek aan rolbevestiging als vrouw. Vanuit zogenoemd initieel probleemdrinken kan er dan een snelle overgang naar echt verslaafd drinken komen. Samenvattend kunnen wij besluiten dat de alcoholici een zeer heterogene groep vormen zonder specifieke voorgeschiktheid. De relatieve kwetsbaarheid kan individueel zeer verschillend liggen en de oppervlakkige gelijkenis die men bij verslaafde drinkers vindt is wellicht grotendeels verworven, d.w.z. het resultaat van jarenlang excessief of alcoholistisch drinken. De atypische kwetsbaarheid kan natuurlijk van doorslaggevende aard geweest zijn in het ontstaan.

uit "Als de kringloop draaikolk wordt" van Dr. Stan Ansoms